De indieners van dit wetsvoorstel vinden dat het tijd is dat een werknemer het recht op thuiswerken krijgt, tenzij zwaarwegende bedrijfs- en dienstbelangen zich daartegen verzetten. Nu is het een ‘Right to ask and a duty to consider’.
In een enquête die wij een aantal maanden geleden uit hadden gezet, vroegen wij jullie mening over deze wet. Uit de antwoorden kwam naar voren dat de meeste respondenten de invoering van de wet geen goed idee vonden.
De Raad van State vond het ook niet zo’n goed idee, dus die heeft zich kritisch uitgelaten over deze wet. Zij vroegen zich af of er een dusdanig probleem is dat de wetgever moet ingrijpen. Er is daarbij nog een nader onderzoek gaande waar wellicht eerst op gewacht moet worden. Ook twijfelden zij aan het doel van de wet, namelijk het op gang brengen van een dialoog tussen werkgever en werknemer. Terwijl eigenlijk de uitkomst met dit recht al bijna vaststaat. De werkgever moet immers zwaarwegende belangen hebben.
We weten inmiddels uit ervaring dat er met een aanpassing van de arbeidsduur niet snel zwaarwegende belangen zijn. En de kosten – die met het thuiswerken gemoeid zijn – kunnen ook een zwaarwegend belang zijn. De arbeidsomstandigheden wet schrijft immers voor dat de kosten voor het voldoen aan de Arbowet, voor rekening van de werkgever komen. Al met al genoeg redenen om in ieder geval te wachten met deze wet.
Maar niettemin is het voorstel toch ingebracht in de Tweede kamer en zijn zij nu aan zet. Wij houden je op de hoogte van deze ontwikkelingen. Het is namelijk best wel een ingrijpend recht waarvan de Raad van State ook zegt dat het primair de werkgever is die hier de verantwoordelijkheid voor draagt.